e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange onderbroek? lange onderbroek: lang ongerbrook (Stokkem), onderbroek: oͅngərbrók (Stokkem) Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
langen langen: Geven, aanreiken (niet met betekenis nemen).  laŋə (Stokkem), Geven.  laŋə (Stokkem) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langpootmug hooiwagel: uiwaagel (Stokkem) langpootmug III-4-2
langzaam, traag langzaam: dat eijt lansəm (Stokkem), datxe.itlansəm (Stokkem) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lantɛ̄r (Stokkem, ... ), lantɛ̝:r (Stokkem) lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] || lantaarn [ZND 37 (1941)] III-2-1
lastig (werken) lastig: leppetig (Stokkem), lestig (Stokkem) lastig III-1-4
laten laten: laoten (Stokkem), lo.tə (Stokkem) laten [ZND 46 (1946)], [ZND m] III-1-2
laten wijden inwijden: enwejə (Stokkem), laten wijden: lōͅtə wejə (Stokkem, ... ), wijden: wejə (Stokkem, ... ) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
latierboom pilaartje: plē̜ ̞i̯rkǝ (Stokkem) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lauw lauw: lauw wā:tər (Stokkem), lauwa.tər (Stokkem) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4