e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rand van een hoed luif: løͅujf (Stokkem) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
ranzig garstig: gaarstig (Stokkem, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  xə:stəx (Stokkem), sterk: (boter)  sterk (Stokkem) garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Stokkem) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp raspel: raspəl (Stokkem) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Stokkem) rat [Willems (1885)] III-4-2
ratel ratel: ratel (Stokkem) Ratel. [Willems (1885)] III-3-2
ratel van witte donderdag klippeklap: klippeklap (Stokkem) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
rauw rauw: rauw vleĭs (Stokkem), rauw vlijs (Stokkem) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten ravotten: ravotte (Stokkem) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
rawlplugbeitel rawlplug: rawplux (Stokkem) Ronde beitel waarmee het gaatje voor een rawlplug wordt gemaakt. Zie ook afb. 4. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje van hennep en jute en worden gebruikt bij het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit een harde steensoort zijn opgetrokken. [N 64, 71; N 53, 43b] II-11