e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijm bij de nageboorte slover: šlǭvǝr (Stokkem) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas knoei: knūi̯ (Stokkem) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijpbus, hoorn slijpbus: slī.bø̜š (Stokkem) Om goed te kunnen scherpen moet de wetsteen vochtig zijn. Daartoe droeg de maaier de wetsteen in een bakje of busje met water aan zijn riem of broekband. Soms werd hiertoe een stevige koehoorn gebruikt, waaraan een haakje was bevestigd. Soms ook plaatste men de bus of de hoorn met de punt in de grond. Waar het gebruik van de houten strekel en van de wetsteen niet (meer) onderscheiden is, wordt de slijpbus of hoorn (met vloeistof) die bij de wetsteen hoort, wel verward met het zandblok of de klomp (met zavel) die bij de strekel hoort. In de Belgische Kempen en in West-Haspengouw komt de slijpbus niet voor. Zie afbeelding 9, nummer 5. Zie ook het volgende lemma voor de inhoud van de slijpbus. [N 18, 81; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16II; monogr.] I-3
slim slim: slum (Stokkem) slim III-1-4
slimmerik gewiekste, een -: gewiksde (Stokkem) gewiekst iemand III-1-4
slip slip: šløp (Stokkem) hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over pullover zonder mouwen: ploover zonger mowe (Stokkem) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas pitteleer (<fr.): petəleͅir (Stokkem) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slobberend geluid maken slobberen: slobǝrǝ (Stokkem), slurpen: slørpǝ (Stokkem) Bij het eten een slobberend geluid maken. [N 76, 34] I-12
slobkous get: gètte (Stokkem) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3