e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommeltje trommetje: trimkə (Stokkem) trommeltje [RND] III-3-2
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlau̯pǝ (Stokkem), oplopen: ǫplǭu̯pǝ (Stokkem) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
troosten; troost troost: troeës (Stokkem), truus (Stokkem), troosten: truuste (Stokkem) troost || troosten III-1-4
trossen spoezen: špūzǝ (Stokkem) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: gruuts (Stokkem), gry(3)̄tz (Stokkem) fier || groots [ZND 24 (1937)] III-1-4
trouwboekje trouwboekje: trauwbeukske (Stokkem) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: trauwe (Stokkem) Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-3-3
trouwkostuum bruidegom bruidskostuum: broedskestuum (Stokkem) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwpak bruidskostuum: brutskəstym (Stokkem) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trouwring trouwring: trauwrenk (Stokkem) een trouwring [N 96D (1989)] III-2-2