e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekzeil bâche: baš (Stokkem) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛ.mpex (Stokkem) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: den (Stokkem) denneboom [ZND m] III-4-3
dennennaalden dennennuzelen: var voor naalden ?  dɛnənusələ (Stokkem) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
deugd deugd: deug (Stokkem) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3
deugdzaam deugdzaam: deugzaam (Stokkem) Deugdzaam. [N 96D (1989)] III-3-3
deugniet aap: āp (Stokkem), bandiet: ənə bandìt (Stokkem), deugeniet: dø͂ͅgənēt (Stokkem), ook materiaal znd 23,4  dugənēt (Stokkem), jong: jøͅnk (Stokkem), onnutterd: ônnöttert (Stokkem), rotzak: rotsak (Stokkem), schansenrekel: sjanseraekel (Stokkem), schavuit: ənə shavy:t (Stokkem), smeerlap: smèrlab (Stokkem) deugniet [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || welke woorden gebruik je om een boef, een deugniet, aan te duiden (op sommige plaatsen gebruikt men rabauw, respeel, raspalie, enz.) ? [ZND 41 (1943)] III-1-4
deuk in een hoed dumpel: dømpəl (Stokkem) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3
deur deur: dȳǝr (Stokkem) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurtje in een poortvleugel poortje: pø̄rtšǝ (Stokkem) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6