24483 |
geknotte wilg |
soets:
sjoeëts (L423p Stokkem),
sjy(3)̄ts (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem),
sy(3)̄ts (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
21274 |
geld |
geld:
doch mōs geͅldsj həbbə om keͅnnə tə bətālə (L423p Stokkem),
geͅlš (L423p Stokkem),
mudər, bɛi wɛi mōdəXɛlžoələ (L423p Stokkem),
xaeltṣ (L423p Stokkem),
Xɛ̞lš (L423p Stokkem),
ɛij istə vādər zənə jaz ɛndə mudər "r gɛlš. dəvādərzəŋkō, də vādərzənənont (L423p Stokkem),
ps. omgespeld volgens Frings.
geͅlt (L423p Stokkem),
poen:
ps. omgespeld volgens Frings.
pūn (L423p Stokkem)
|
geld [RND], [ZND 44 (1946)], [ZND m] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
lǝpīnǝ (L423p Stokkem)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
gelezen mis:
gəlēzə meͅs (L423p Stokkem)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22544 |
gelijkspel |
boef:
bôf (L423p Stokkem)
|
Gelijk spel.
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
belofte:
belofte (L423p Stokkem)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
ex-votoplaat:
ex-vot-plaat (L423p Stokkem)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
glauf (L423p Stokkem),
ə ei:t sə gəlauf fərlu.orə (L423p Stokkem)
|
Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] || Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gluive (L423p Stokkem),
gløjvə (L423p Stokkem),
gløͅjvə (L423p Stokkem)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] || Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-3
|
19099 |
geluk |
chance (fr.):
sjaos (L423p Stokkem),
geluk:
gələk (L423p Stokkem)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] || geluk
III-1-4
|