19743 |
gevel |
gevel:
gīvəl (L423p Stokkem)
|
gevel
III-2-1
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrain:
pǝtrē̜n (L423p Stokkem)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
32562 |
gevlochten zeef |
gekorfde zeef:
gǝkø̜rf˱dǝ zēf (L423p Stokkem)
|
Lage mand, met ver uitelkaar liggende bodemstokken, die als zeef wordt gebruikt. Door er een schuddende beweging mee te maken, vallen de kleinere deeltjes zoals as en zand op de grond en blijven de grotere in de mand achter. [N 40, 118]
II-12
|
19134 |
gevoel |
gevoel:
geveul (L423p Stokkem)
|
gevoel
III-1-4
|
19146 |
gevoelig |
gevoelig:
geveulig (L423p Stokkem)
|
gevoelig
III-1-4
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
nog voelen:
ich vøl nog mɛt mən a.nt (L423p Stokkem),
week:
wɛik (L423p Stokkem)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
dauf (L423p Stokkem)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevormd wère (L423p Stokkem)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (L423p Stokkem),
plafond:
plǝfo ̝ŋ (L423p Stokkem)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
schildering:
schildering (L423p Stokkem)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|