17822 |
vallen |
vallen:
falə (L423p Stokkem),
vallen (L423p Stokkem),
valə (L423p Stokkem),
[~an]
vallen (L423p Stokkem, ...
L423p Stokkem)
|
vallen [ZND 46 (1946)], [ZND m], [ZND m]
III-1-2
|
22947 |
vals spel add. |
foetelentienes:
foetelentêines (L423p Stokkem)
|
Valsspelen.
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
NB foetelentaere: al vals spelend.
foetele (L423p Stokkem)
|
Valsspelen.
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetelaer (L423p Stokkem)
|
Valsspeler.
III-3-2
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van den duvel bezete (L423p Stokkem)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
uitgelegd zijn:
ūtxǝlax sin (L423p Stokkem)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
32484 |
van de struik af blekken |
stokhout schillen:
stǫk˱awt šę ̝lǝ (L423p Stokkem)
|
Het pas in het voorjaar kappen en onmiddellijk daarna blekken van wissen. [N 40, 35]
II-12
|
19236 |
van katoen geven |
buzze geven, kemp,:
fut drachter zetten (L423p Stokkem),
ketoen gèven (L423p Stokkem),
wərgoənmotəkətu.nli.vərə (L423p Stokkem)
|
welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
ry.zǝlǝ (L423p Stokkem),
rȳzǝlǝ (L423p Stokkem)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
26250 |
vang |
prem:
prɛ ̞m (L423p Stokkem)
|
Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|