| 24057 |
viaticum |
laatste communie (<lat.):
de leste kemmunie (L423p Stokkem)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
de veer uterste (L423p Stokkem)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 22832 |
vieren |
vieren:
gəvê.rt (L423p Stokkem),
veeren (L423p Stokkem)
|
gevierd [RND] || Vieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
| 23762 |
vigilie |
vigiliedag:
vegiliedaag (L423p Stokkem)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 21537 |
vijf centiem |
knabje:
ə knɛpkə (L423p Stokkem)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
| 23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
vief wunj (L423p Stokkem)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
ə kwārtsjə (L423p Stokkem)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
| 25354 |
vijl |
vijl:
vęjl (L423p Stokkem)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.]
II-11
|
| 24386 |
vin |
vlim:
vlöm (L423p Stokkem)
|
vin
III-4-2
|
| 17825 |
vinden |
vinden:
venjen (L423p Stokkem)
|
vinden [ZND m]
III-1-2
|