20317 |
lang leven |
oud worden:
znd 30, 15;
aed worden (P056p Stokrooie)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naas (P056p Stokrooie)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
17809 |
langen |
langen:
Geven en overreiken.
langen (P056p Stokrooie)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strip (P056p Stokrooie)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
?eei giet langzaam (P056p Stokrooie),
da git langzamig (P056p Stokrooie)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
letjair (P056p Stokrooie)
|
lantaarn [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
18980 |
laster |
kwaadsprekerij:
ook materiaal znd 30, 01
ködsprekerij (P056p Stokrooie)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lestig (P056p Stokrooie)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
lotte (P056p Stokrooie)
|
laten [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
24990 |
lauw |
lauw:
loo wetter (P056p Stokrooie),
loow wetter (P056p Stokrooie)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|