e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokrooie

Overzicht

Gevonden: 1859
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het water tegenhouden steigen: stēgǝn (Stokrooie) Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66] II-3
heukeling heukel: hē.kǝl (Stokrooie) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden uitbreken: ǭ.t˱brīǝ.kǝ (Stokrooie) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heuvel bergje: bɛrxskǝ (Stokrooie) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte bergje: bergske (Stokrooie), hoogte: wat ⁄n hiegte (Stokrooie) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vars (Stokrooie) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hijgen kuimen: kø̜u̯mǝ (Stokrooie) [JG 1a, 1b] I-11
hijgen naar adem, reutelen snikken: hé snikt (Stokrooie) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hinkelblokje hinkeblok: [sic]  hinkeblok (Stokrooie) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: hinken (Stokrooie) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2