e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoteltje schoteltje: sjötelke (Stramproy) schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1
schouder schouder: sjouver (Stramproy) Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] III-1-1
schrikachtig schrikachtig: šrekɛxtex (Stramproy) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrobben schrobben: sjrobbe (Stramproy) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobber: sjrubber (Stramproy) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schroden (mout) malen: mālǝ (Stramproy), pletten: plɛtǝ (Stramproy) Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.] II-2
schrokken buffelen: buffele (Stramproy) schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schuier borstel: boͅrstəl (Stramproy) stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1
schuifgrendel schoude: sjāō:j (Stramproy) schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1
schuifijzer schuifstang: šȳfstaŋ (Stramproy) Elk van de ijzeren staven waar het zeil aangeschoven wordt. In l 265 en l 330 was dit systeem niet bekend; in l 265 werden de zeilen met behulp van een ketting vastgezet. [N O, 5l; N O, 5m] II-3