e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemakkelijk gemakkelijk: gemèkelik (Stramproy), gəmaikəlik (Stramproy), op zijn gemak: op zi gemaak (Stramproy), op zie gəmaak (Stramproy) gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gereed vaardig: veerdich (Stramproy) gereed, klaar [DC 03 (1934)] III-1-4
gerookte paling paling: poaling (Stramproy) panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)] III-2-3
gerst gerst: gɛrst (Stramproy) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geslachtsorgaan van de hengst als geheel gemacht: gǝmaxt (Stramproy) [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
gespeend veulen veulen: vø̄lǝ (Stramproy) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gestadige wind flinke wind: fleŋkǝ wenjt (Stramproy) Een constante, niet stotende wind. [N O, 9d] II-3
getouw stellen ineenzetten: enęjnzętǝ (Stramproy) Een getouw in elkaar zetten en opstellen of gereedmaken voor gebruik. [N 39, 5] II-7
getouwsteller wever: wēǝvǝr (Stramproy) Persoon die het getouw stelt. In de handweverij is dat de wever zelf, in de fabriek is deze persoon een aparte functionaris. De constructie van het weefgetouw is betrekkelijk eenvoudig (Van de Ven, pag. 6). Het is geheel uit losse delen opgebouwd en wordt ter plaatse gemonteerd. [N 39, 6] II-7
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: gətròjdə vraow (Stramproy) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2