e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoekstijlen stijlen: stīlǝ (Stramproy) De vier stijlen in de hoeken van de molenkast. Zie ook afb. 14. [N O, 43b] II-3
hoekstijlen van voor- en achterkeuvelens zwaarden: zwɛrdǝ (Stramproy) De schuingeplaatste zijstijlen in voor- en achterkeuvelens van de Hollandse molen. [N O, 51e] II-3
hoektouw vesteind: vęstenj (Stramproy) Het touw waarmee de hoeken van de zeilen worden vastgezet. [N O, 5j; A 42A, add.] II-3
hoepel reep: reip (Stramproy) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] III-3-2
hoepels van de huifkar repen: ręi̯pǝ (Stramproy) Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99] I-13
hol scherpen uitbodemselen: ūt˱bōmsǝlǝ (Stramproy) De groeven hol maken. [N O, 34c] II-3
hommel hommel: heumel (Stramproy) hommel [DC 09 (1940)] III-4-2
homp brood homp: hōōmp (Stramproy) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
hond hond: hondj (Stramproy, ... ) hond III-2-1
hondenhok hondskooi: hondskoëij (Stramproy) hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1