e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keel, strot keel: keel (Stramproy), kêl (Stramproy), strot: stroot (Stramproy) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] III-1-1
keelpijn keelpijn: kɛ.lpin (Stramproy) keelpijn [RND] III-1-2
keerklossen keerblokken: kiǝrblø̜k (Stramproy) Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d] II-3
keerstrook, wendakker voordel: vø̄rǝl (Stramproy) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
kegels (mv.) kegels: mɛtə ke.gəls wy.rtər ne.tmi.ə gəspø.lṭsj (Stramproy) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: kɛ̝ldər (Stramproy) kelder [RND] III-2-1
kennen kennen: kinnen (Stramproy) kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
keperbinding keper: kēpǝr (Stramproy) Iedere binding die tot stand wordt gebracht met meer dan twee afzonderlijk dienstdoende schaften. De informant uit L 318 kent die wel maar heeft geen keper gemaakt. Zie ook afb. 64. [N 39, 126b; monogr.] II-7
kerel kerel: kɛ.rəl (Stramproy) kerel [RND] III-3-1
kerk kerk: hai waas te vreug in de kirk (Stramproy) te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3