e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stramproy

Overzicht

Gevonden: 2172
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koper poetsen poetsen: putsə (Stramproy), schuren: šōrə (Stramproy) metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
koppel koppel: kǫpǝl (Stramproy) De twee bij elkaar horende molenstenen. [N O, 17b; Jan 118; Coe 95; Grof 113; N D, 5] II-3
koppelteugel, koppelstang koppelstang: kǫpǝlstaŋ (Stramproy) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10
koppig steendig, steentig: stɛnjex (Stramproy) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h] I-9
koptouw kopzeel: kǫpzɛi̯l (Stramproy) Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a] I-11
kordeel, hotlijn kordeel: kǝrdēl (Stramproy) Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32] I-10
korenbloem blauwbloem: blau̯blōm (Stramproy), -  blauw bloom (Stramproy), korenbloem: kōrǝblōm (Stramproy), -  korebloom (Stramproy), reugel: rø̄gǝl (Stramproy), rø̄l (Stramproy), afgekort wel eens reul  reugel (Stramproy), reugel, afgekort wel eens reul  reul (Stramproy) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
korf korf: kø̜rǝf (Stramproy) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korst korst: kostj (Stramproy) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
korte onderbroek? korte onderboks voor mannen: korte ongerboks veur manne (Stramproy) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3