33239 |
gele voederwortel |
voermoren:
vōrmūrǝ (L432p Susteren),
wintermoren:
wentjǝrmūrǝ (L432p Susteren)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
25078 |
gelijken (op) |
lijken:
lieke (L432p Susteren),
līēkə (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
uiterlijk:
uterlik (L432p Susteren)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
gəlīk sjpēlə (L432p Susteren)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
gelouf (L432p Susteren)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
geluive (L432p Susteren)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
24153 |
geluid van de patrijs |
kierewieten:
kierewiet (L432p Susteren)
|
het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
roebelen:
róbbələ (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
rommelen:
romele (L432p Susteren),
rommele (L432p Susteren)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19273 |
gelukken |
lukken:
lókke (L432p Susteren),
lökkə (L432p Susteren)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
boffer:
bóffər (L432p Susteren),
geluksvogel:
gelöksfogel (L432p Susteren)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemékelik (L432p Susteren),
gemêkelik (L432p Susteren),
gəmèkkəlik (L432p Susteren),
gəmèèkələk (L432p Susteren),
op zijn gemak:
òp zə gəmáák (L432p Susteren)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|