e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handzeef zeef: zēf (Susteren), zęi̯f (Susteren) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hangen hangen: hange (Susteren) hangen [SGV (1914)] III-1-2
hangende muur uit het lood hangen: ūt˱ ǝt loat ~ (Susteren) Muur die naar buiten overhelt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood hangt vrij' ('ǝt lwǫat heŋk ˲vrij'). [N 31, 11a; N 31, 11c; monogr.] II-9
hansworst hansworst: hanswoors (Susteren) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard waaien boezen: ⁄t boest (Susteren) hard waaien [boezen] [N 22 (1963)] III-4-4
hard, luid hel: helle (Susteren), hèl (Susteren), hel op: helop (Susteren) hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] || luid [SGV (1914)] III-4-4
harde puntslag van een priktol slag: sjlāx (Susteren) Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] III-3-2
harde, lastige grond stijve grond: štīvǝ gronjtj (Susteren) Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.] I-8
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) hardlijvig: hartlievig (Susteren), verstopping: vərsjtòpping (Susteren) Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)] III-1-2
hardsteen graniet: grǝnit (Susteren), hardsteen: hartštęjn (Susteren) Grijsblauwe kalksteen die wordt gebruikt voor stoepen, trappen, vloeren, dorpels en trottoirbanden. De term 'arduin' wordt meestal gebruikt voor hardsteen die uit België afkomstig is. Hardsteen in gepolijste vorm is ook wel onder de naam 'graniet' bekend. De 'Naamse steen' is een harde, blauwe kalksteensoort, afkomstig uit groeven uit de omgeving van Namen die vaak wordt gebruikt voor dorpels. Hij is in kwaliteit vergelijkbaar met de 'Luikse steen'. Volgens de invuller uit L 270 werd de Naamse steen ook gebruikt voor plavuizen. [N 30, 55c-g; N 30, 56; monogr.] II-9