e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
autoped autoped: autōpeͅt (Susteren), /  autoped (Susteren) Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] || step [SND (2006)] III-3-2
averechts, achterstevoren verkeerd: verkeirt (Susteren), vərkĭĕjərt (Susteren) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondmaal avondbrood: aovendbròəd (Susteren), avondeten: aovendète (Susteren, ... ), aoventaete (Susteren) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur 30 [ZND 18G (1935)] III-2-3
azijn essig: essig (Susteren), èssich (Susteren) azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baalschort lakscholk: laksjolk (Susteren) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs slieren: sjleere (Susteren), sjleeren (Susteren), sjlere (Susteren) glijden [SGV (1914)] || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] III-3-2
baard baard: baard (Susteren), bá:rt (Susteren) baard [DC 01 (1931)] III-1-1
babbelaar babbelaar: babbeleir (Susteren), babbelîêr (Susteren) babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] III-2-3
bagagewagen pakwagen: pakwage (Susteren), pàkwààgə (Susteren) een bagagewagen bij een trein [fourgon, bak] [N 90 (1982)] III-3-1
baggermolen zandzuiger: zànjtsōēgər (Susteren) een baggermolen die zand opzuigt en door een buis ver weg perst (opper, zandzuiger, zuiger) [N 90 (1982)] III-3-1