e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keelketting, keelriem keelriem: kēlrēm (Susteren) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keelpijn pijn in zijn keel: pi.n in zi.n kɛ.l (Susteren) keelpijn [RND] III-1-2
keerstrook, wendakker voordel: vø̄rǝl (Susteren), meervoud  vø̄rǝls (Susteren) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen bletsen: WBD/WLD  blètsjə (Susteren, ... ), keffen: ideosyncr.  keffe (Susteren, ... ) Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] III-2-1
kegelen kegelen: kēgələ (Susteren) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kegels (mv.) kegelen: mɛtə kɛ.igələ wø.rt ne.mi.ə mɛt chəsjpê.lt (Susteren) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: kɛ̝ldər (Susteren) kelder [RND] III-2-1
kennen kennen: kènnen (Susteren) kennen [SGV (1914)] III-1-4
kerel kerel: kêl (Susteren), kɛ.əl (Susteren) kerel [RND], [SGV (1914)] III-3-1
kerk kerk: kirk (Susteren) kerk [SGV (1914)] III-3-3