e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korf korf: kø̜rǝf (Susteren) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korset korset (<fr.): kersjet (Susteren) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
kort geknipt haar stoppels: sjtóppələ (Susteren) overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)] III-1-1
kort schortlint snoer: sjneur (Susteren) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Susteren), dämpig (Susteren) dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek korte boks: korte bóks (Susteren) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte laars halve stevel: [Opg. is mv.]  half sjteevele (Susteren) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? hemd: humme (Susteren), korte onderboks: korte óngerbóks (Susteren), onderboks: Onderboks (Susteren), ongerboks (Susteren), stoepje: mijnwerkerstaal  stupke (Susteren) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekker (Susteren) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
korte spruit korte spruit: korte spruit (Susteren) De kortste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52c; N O, 51b; A 42A, 107 add.; A 42A, 5; monogr.] II-3