e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastorie pastorie: pastorie (Susteren) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites patat friet: #NAME?  petat friet (Susteren) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pa:tər (Susteren, ... ) pater [RND] III-3-3
paus paus: paws (Susteren) paus [SGV (1914)] III-3-3
pauzeren even rusten: effe róste (Susteren) heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)] III-1-4
peetoom peter: pêter (Susteren) peetoom [SGV (1914)] III-2-2
pekdraad pekdraad: pę̄kdrǭt (Susteren) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
pekel pekel: pēkǝl (Susteren) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip tijn: tīn (Susteren) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
pensteen pinsteen: penštęjn (Susteren) De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88] II-3