19238 |
bewerkelijk (zijn) |
lastig:
lèstich (L432p Susteren)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dōršlǭn (L432p Susteren),
inslaan:
enšlǭn (L432p Susteren),
neerslaan:
nēršlǭn (L432p Susteren)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
25231 |
bewolking |
lucht:
de lŭch (L432p Susteren)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
gemoedereerd:
gəmoodəreert (L432p Susteren),
goedmoeds:
gōōdmōōts (L432p Susteren)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (L432p Susteren),
bezem:
bɛsəm (L432p Susteren),
bɛ̝səm (L432p Susteren)
|
bezem [RND], [SGV (1914)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
štēl (L432p Susteren)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19302 |
bezig |
bezig:
bezig (L432p Susteren)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19303 |
bezig zijn |
bezig zijn:
beezich zeen mit (L432p Susteren)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
bəzeuk (L432p Susteren)
|
bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21509 |
bezoeken |
opzoeken:
òpseukə (L432p Susteren),
ziekenbezoek (zn.):
ziekebezeuk (L432p Susteren)
|
een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|