21895 |
sparen |
sparen:
sjpààrə (L432p Susteren)
|
bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
sjpartele (L432p Susteren)
|
spartelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18091 |
spatader |
spatader:
sjpataore (L432p Susteren),
sjpatoar (L432p Susteren),
sjpàtaor (L432p Susteren)
|
spatader [SGV (1914)] || Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
spatten:
sjpatte (L432p Susteren),
spetten:
sjpette (L432p Susteren),
spetteren:
sjpèttərə (L432p Susteren),
sprietsen:
sjprĭĕtsə (L432p Susteren)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || spatten [SGV (1914)]
III-4-4
|
30561 |
speciebord |
voegbord:
vōx˱bǫrt (L432p Susteren)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
spekelatie (L432p Susteren)
|
speculaas [N 29 (1967)]
III-2-3
|
21888 |
speculeren |
speculeren:
sjpikkəleerə (L432p Susteren)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
spij:
sjpie (L432p Susteren),
sjpiĕj (L432p Susteren)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
schpieje (L432p Susteren),
sjpieje (L432p Susteren),
ṣpi.jə (L432p Susteren)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
ng kaah(R)t (L432p Susteren),
speelkaart:
sjpēlkārt (L432p Susteren)
|
Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|