id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20731 | vlaai met reepjes deeg | leddertjesvlaai: #NAME? leijerkesflaaj (Susteren), ledeerkesvlaai: leierkesvlaaj (Susteren), ruitjesvlaai: ruutjesvlaai (Susteren) | Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] || vlaai waarover ruitvormig reepjes deeg zijn gelegd III-2-3 |
20729 | vlaaienvulling | spijs: #NAME? schpies (Susteren) | Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
24266 | vlaamse gaai | meerkol: mérkol (Susteren), méérkol (Susteren) | vlaamse gaai III-4-1 |
21394 | vlag | vaan: vaan (Susteren) | vlag [SGV (1914)] III-3-1 |
30487 | vlaggen | russen: %%de volgende opgave is enkelvoud%% røš (Susteren) | Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9 |
25003 | vlak, gelijk | vlak: vlaak (Susteren) | vlak [SGV (1914)] III-4-4 |
24914 | vlaktex | vlakte: vlakte (Susteren), vlàktə (Susteren) | vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4 |
20064 | vlambloem (phlox drummondii hook.) | kruisbloem: - kruutsblome (Susteren) | vlambloem III-2-1 |
17751 | vlechten | vlechten: vlechte (Susteren), vlèchtə (Susteren) | lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1 |
30183 | vlechtlatten | rijhouter: rījhǫwtǝr (Susteren), steeklatten: šteklatǝ (Susteren) | Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9 |