e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voerman op de maaimachine aflegger: āf˱lɛqǝr (Susteren) De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.] I-4
voertuig gevaar: gǝvār (Susteren), rijtuig: rĭĕtūūch (Susteren), wagen: wage (Susteren) Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.] || de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] I-13, III-3-1
voet voet: veut (Susteren), voot (Susteren, ... ), vó:t (Susteren) voet [SGV (1914)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] || voeten [SGV (1914)] III-1-1
voet (alternatieve benamingen) knook: knö:k (Susteren), poot: póàt (Susteren) Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1
voet, maat van 0,28 m voet: voot (Susteren, ... ) de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)] III-4-4
voetbalwedstrijd wedstrijd: wedstrijd (Susteren) Voetbalwedstrijd. III-3-2
voetganger voetganger: vootgenger (Susteren), vootgèngər (Susteren) een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)] III-3-1
voetgangershek veken: vē̜kǝ (Susteren) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
voetpannen eindpannen: ęjnpanǝ (Susteren) De paar rijen pannen die de onderrand van het dak vormen wanneer dit deels met stro en deels met pannen wordt gedekt. [N F, 34a; N 4A, 27c; monogr.] II-9
voetzool zool: zó:l (Susteren), zööl (Susteren) zool [DC 01 (1931)] III-1-1