e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weegtoestel waag: wǭx (Susteren) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
weerbarstig dwars: dwèrs (Susteren), dwéés (Susteren) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel weerborstel: wèrbeustel (Susteren) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: weerlichten (Susteren), wéérlichtə (Susteren), wêêrlichte (Susteren) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wérlicht (Susteren), zeebrand: zéébrunjt (Susteren) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Susteren) weer [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wêrwolf (Susteren) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees weeskind: weiskindj (Susteren) wees [SGV (1914)] III-2-2
weg weg: wɛ.x (Susteren) weg [RND] III-3-1
weggrissen graaien: graaije (Susteren), strietsen: sjtriĕtsə (Susteren) grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)] III-1-2