id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33602 | zilveruitje | sint-jansun: - sint-jans-un (Susteren) | zilverui I-7 |
18816 | zin (lust) | lust: lös (Susteren), zin: zin (Susteren) | het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20166 | zindelijk | droog: drûuch (Susteren), proper: praoper (Susteren) | zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2 |
22771 | zingen | fluiten: fluite (Susteren), slaan: sjlaon (Susteren), zingen: zénge (Susteren) | het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1 |
17827 | zitten | zitten: zitte (Susteren) | zitten [SGV (1914)] III-1-2 |
18198 | zitvlak van een broek | boksenbodem: bóksebaom (Susteren), kruis: kruuts (Susteren) | zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33721 | zoden afsteken | steken: štē̜kǝ (Susteren), vlikken: vlikken (Susteren) | Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8 |
17828 | zoeken | zoeken: zeuke (Susteren) | zoeken [SGV (1914)] III-1-2 |
20828 | zoethout | zoethout: zeuthōūt (Susteren) | zoethout [SGV (1914)] III-2-3 |
31380 | zoetvijl, fijne vijl | zoetvijl: zø̜tvīl (Susteren) | Vijl met een fijn bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een zoetvijl ongeveer 60 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De zoetvijl wordt gebruikt voor harde metalen en voor het afwerken en, aldus de invuller uit P 219, het polijsten of polieren van metalen. Het blad van de vijl kan verschillende vormen hebben. [N 33, 90; N 64, 53b-c] II-11 |