| 33602 |
zilveruitje |
sint-jansun:
-
sint-jans-un (L432p Susteren)
|
zilverui
I-7
|
| 18816 |
zin (lust) |
lust:
lös (L432p Susteren),
zin:
zin (L432p Susteren)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20166 |
zindelijk |
droog:
drûuch (L432p Susteren),
proper:
praoper (L432p Susteren)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (L432p Susteren),
slaan:
sjlaon (L432p Susteren),
zingen:
zénge (L432p Susteren)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 17827 |
zitten |
zitten:
zitte (L432p Susteren)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18198 |
zitvlak van een broek |
boksenbodem:
bóksebaom (L432p Susteren),
kruis:
kruuts (L432p Susteren)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33721 |
zoden afsteken |
steken:
štē̜kǝ (L432p Susteren),
vlikken:
vlikken (L432p Susteren)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
| 17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuke (L432p Susteren)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 20828 |
zoethout |
zoethout:
zeuthōūt (L432p Susteren)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 31380 |
zoetvijl, fijne vijl |
zoetvijl:
zø̜tvīl (L432p Susteren)
|
Vijl met een fijn bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een zoetvijl ongeveer 60 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De zoetvijl wordt gebruikt voor harde metalen en voor het afwerken en, aldus de invuller uit P 219, het polijsten of polieren van metalen. Het blad van de vijl kan verschillende vormen hebben. [N 33, 90; N 64, 53b-c]
II-11
|