32762 |
zonder voor spitten |
voor de hand omgraven:
vø̄r dǝr hantj˱ [omgraven] (L432p Susteren)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zoal (L432p Susteren)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (L432p Susteren)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zoon (L432p Susteren)
|
zoon [SGV (1914)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
bezorgd zijn:
bezörgt seen (L432p Susteren),
bəzörch zeen (L432p Susteren)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19222 |
zuchten |
snakken:
schnakke (L432p Susteren)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
zoeke (L432p Susteren)
|
zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20286 |
zuigfles |
fles:
də flèsj (L432p Susteren),
lots:
cf. VD s.v. "lutsen"3. (gew.) zuigen
lötsj (L432p Susteren),
zuigfles:
zoegflesj (L432p Susteren)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
benauwd:
bənàwt (L432p Susteren),
nauw:
nêj (L432p Susteren)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|
20518 |
zure haring |
rolmops:
rolmops (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|