e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonder voor spitten voor de hand omgraven: vø̄r dǝr hantj˱ [omgraven] (Susteren) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zool van een schoen zool: zoal (Susteren) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoom zoom: zǫwm (Susteren) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zoon (Susteren) zoon [SGV (1914)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezörgt seen (Susteren), bəzörch zeen (Susteren) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zuchten snakken: schnakke (Susteren) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: zoeke (Susteren) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigfles fles: də flèsj (Susteren), lots: cf. VD s.v. "lutsen"3. (gew.) zuigen  lötsj (Susteren), zuigfles: zoegflesj (Susteren) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig benauwd: bənàwt (Susteren), nauw: nêj (Susteren) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zure haring rolmops: rolmops (Susteren, ... ) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3