e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand schot: šot (Susteren) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerkers binnenwerkers: bęnǝwerǝkǝrs (Susteren) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
achterwiel van een fiets achterrad: achterraad (Susteren) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1
achtkant achtkant: achtkant (Susteren) Algemene benaming voor een achtkante molen. De achtkant kan gedekt zijn met riet, planken, asfalt etc. en behoort tot de bovenkruiers. Zie ook afb. 35. [N O, 32g] II-3
adamsappel krop: krop (Susteren) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: ideosyncr.  adder (Susteren), WBD/WLD  àddər (Susteren) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] III-4-2
adem adem: oam (Susteren) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen adem scheppen: aom schöppe (Susteren), oam sjöppen (Susteren) ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: aor (Susteren), oar (Susteren), oare (Susteren) ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
afdak schop: sjop (Susteren) afdak [SGV (1914)] III-2-1