20561 |
jenever |
klare:
klaore (L331p Swalmen),
schnaps (du.):
sjnaps (L331p Swalmen),
sjnàps (L331p Swalmen)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeu‧k (L331p Swalmen),
jēūk (L331p Swalmen),
jèùk (L331p Swalmen),
(m.).
jeu.k (L331p Swalmen)
|
jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jēūke (L331p Swalmen)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18086 |
jicht |
gicht:
gich (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen)
|
jicht [SGV (1914)] || Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23323 |
joden |
joden:
joedə (L331p Swalmen)
|
joden [SGV (1914)]
III-3-3
|
21280 |
joelen |
strevelen:
sjtraevele (L331p Swalmen)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (L331p Swalmen),
jōjō (L331p Swalmen)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22557 |
jokeren (kaartspel) add. |
floets:
floetsj (L331p Swalmen)
|
I. (Bij het jokerspel) Het in één keer alle kaarten op tafel leggen.
III-3-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
⁄t kindj is nog jonk (L331p Swalmen)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlugge, een ~:
vlögge (L331p Swalmen)
|
een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|