e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Swalmen) kraaltjes [RND] III-3-2
kraamvisite kraambezoek: krōͅmbez"k (Swalmen) Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Swalmen), kroènekraan (Swalmen), krōē.nekraan (Swalmen) kraanvogel [SGV (1914)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1
krabben hekelen: hèkele (Swalmen), kratsen: kratse (Swalmen), kratsə (Swalmen), schobben: sjoebe (Swalmen), schrabben: šrabǝ (Swalmen) krabben [SGV (1914)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] II-1, III-1-2
krabber schraphoorntje: šraphø̜̄rkǝ (Swalmen) Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.] II-1
krabsel gremelen: grø̄mǝlǝ (Swalmen) Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a] II-1
krakeling krakeling: krakeling (Swalmen) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen niet betaalde schoen: niet betaalde sjōōn (Swalmen) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kralen van de rozenkrans kraaltjes: krelkes (Swalmen), kralen: kralle (Swalmen) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram sluithaak: (mv)  šlǭthø̜k (Swalmen) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13