e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krentenbrood krentenmik: krintemik (Swalmen, ... ), rozijnenmik: rezīēnemik (Swalmen) brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [SGV (1914)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3
kreukel fronsel: frunsel (Swalmen) ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)] III-1-3
kreukelen fronselen: frunsele (Swalmen) zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)] III-1-3
kreunen kermen: kerme (Swalmen), kermə (Swalmen), kérme (Swalmen) een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] || kreunen [SGV (1914)] III-1-4
kreunen van de pijn kermelieten: kermelīēte (Swalmen), lamenteren: lèmmetêêre (Swalmen) Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)] III-1-2
kreupel zijn (een) kreupele: krø̄pǝlǝ (Swalmen), lam: lām (Swalmen) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kreupelhout onderhout: ongerhout (Swalmen), struik: WLD  sjtrûûk (Swalmen) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3
krib in de rivier krib: krip (Swalmen) krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)] III-4-4
kribbebijter kribbebijter: krø̜bǝbītǝr (Swalmen) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip krielhoentje: krilhø̄nkǝ (Swalmen), krieltje: krilkǝ (Swalmen) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12