e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man man: mân (Swalmen), mens: miens (Swalmen), mins (Swalmen) man [RND], [RND], [SGV (1914)] III-3-1
man die de behaalde tijden afleest klokkenopener: klokkeâôpener (Swalmen, ... ) de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)] || het aflezen van de vastgestelde tijden? [N 93 (1983)] III-3-2
man die de uitslag bepaalt uitteller: oetteller (Swalmen) de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)] III-3-2
man, mannelijke zangvogel mannetje: men-ke (Swalmen) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
manchet manchet: manzjet (Swalmen) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoopje: manzjetteknuipkes (Swalmen) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand mand: manj (Swalmen), mantj (Swalmen) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
manen manen: mānǝ (Swalmen) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
manenschurft fistel: festǝl (Swalmen), manefistel: mānǝfestǝl (Swalmen) Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t] I-9
manenstrang kam: kamp (Swalmen), manenstrang: mānǝštraŋk (Swalmen) Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25] I-9