e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
restant insecten vlooiensteek: vloosjteek (Swalmen) drek van een vlo [N 26 (1964)] III-4-2
restant vissen forel: forel (Swalmen), fuik: foek (Swalmen), net: nit (Swalmen), snoek: schnook (Swalmen), snoek (mv.): schneuk (Swalmen) forel [N102 (1998)] || fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels duikertje: geoorde fuut (30 kleiner en zeldzamer dan fuut [121]; gele oorpluimpjes; zomervogel; broedt hier en daar in vennen; roep [wuuiet]  dūūkerke (Swalmen), guuts: guuts (Swalmen), gûûts (Swalmen), lepeleend: slobeend (51 groene kop; witte nek; bruine borst; brede platte bek  lèpelènj (Swalmen), léépeléénj (Swalmen), mus: mèùs (Swalmen), pijlstaart: pijlstaart (56 bruine kop; witte nek; puntstaart; meest op trek  pielsjtert (Swalmen), pīē.lsjtert (Swalmen), trooneend: soort eend  tróónéénj (Swalmen), vliegen: vleegə (Swalmen), wilde eend: kuifeend (43 zwart-wit duikeendje met hangkuifje; broedt hier nu ook  wilj ènj (Swalmen), pijlstaart (56 bruine kop; witte nek; puntstaart; meest op trek  wilj ènj (Swalmen), smient (46 bruine kop met gele bles; grijs boven; maakt fluit geluid; trek en winter  wilj ènj (Swalmen), tafeleend (46 grijs; met bruine kop; zwarte borst; alleen op trek en s winters  wilj ènj (Swalmen), toppereend (48 zwart-witte duikeend zonder kuif; broedt hier niet  wilj ènj (Swalmen) geoorde fuut [N 09 (1961)] || kuifeend [N 09 (1961)] || mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || pijlstaart [N 09 (1961)] || slobeend [N 09 (1961)] || smient [N 09 (1961)] || tafeleend [N 09 (1961)] || toppereend [N 09 (1961)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] || zaagbek III-4-1
restant zoogdieren das: das (Swalmen), des (Swalmen), wild: wild (Swalmen) das [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
retraite retraite (fr.): retraete (Swalmen) Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)] III-3-3
retraitehuis retraitehuis: retraitehoes (Swalmen) Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)] III-3-3
reumatiek gicht: gich (Swalmen), reumatiek: rêûmmetiek (Swalmen) Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
reuzel veer: vē̜r (Swalmen) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
reuzel, bladvet veer: vaer (Swalmen) Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)] III-2-3
rib rib: rub (Swalmen, ... ) rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1