e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriend makker: makker (Swalmen), vriend: vrunj (Swalmen), vrunjt (Swalmen), vrønt (Swalmen) vriend [RND], [SGV (1914)] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] III-3-1
vriendelijk vriendelijk: vrundjelijk (Swalmen), vrunjtelek (Swalmen) welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)] III-1-4
vriesweer het vriest droog: ’t vruus dreug (Swalmen), schraal (weer): droog en koud met oostenwind.  sjroal wèèr (Swalmen) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx bakken: bakke (Swalmen, ... ), batteren: battere (Swalmen), vriezen: vreezə (Swalmen), vreeͅzen (Swalmen) vriezen [SGV (1914)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrijgezel vrijgezel: vriegezel (Swalmen) vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2
vroegmis vroegmis: də vrø.mɛs (Swalmen), vreumès (Swalmen) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk lollig: lóllich (Swalmen), uitgelaten: ôetgelâote (Swalmen) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
vrouw vrouw: vro.uw (Swalmen), vro:uw (Swalmen), wijf: (Swalmen) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouwelijk geslachtsdeel kut: Ordinair.  kut (Swalmen), pruim: Ordinair.  proem (Swalmen), vagina: Net.  vagina (Swalmen) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit germpje: germkǝ (Swalmen) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12