| 20716 |
boterham met kaas |
kaasboterham:
keesbottram (L331p Swalmen)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20715 |
boterham met vet |
vetboterham:
vetbottram (L331p Swalmen)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boterham met brood en mik:
bottram mit brood en mik (L331p Swalmen)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
ontbijtworst
bòterammewors (L331p Swalmen),
schonkenworst:
boterhammenworst
sjónkewòrs (L331p Swalmen)
|
hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
| 20553 |
boterkussentje |
boterbabbeltje:
bôottərbabbəltjə (L331p Swalmen)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19551 |
boterlepel |
boterlepel:
botterlaepel (L331p Swalmen),
botterlepel:
botǝrlē̜pǝl (L331p Swalmen),
botterspaan:
botǝršpān (L331p Swalmen),
plets:
plɛtš (L331p Swalmen),
spaan:
špān (L331p Swalmen)
|
Lepel om de boter mee te kneden. Er bestaan platte lepels en lepels met ribbels. Deze laatste worden spaan genoemd. De lepels zijn van hout gemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 20; N 12, 61; N 12, 61 add.; Ge 22, 4; monogr.] || lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
I-11, III-2-1
|
| 19517 |
botervlootje |
boterpot:
botterpot (L331p Swalmen)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 32948 |
botteriken |
horden:
hō.rtǝ (L331p Swalmen),
oogsthorden:
ǫu̯xshōrtǝ (L331p Swalmen)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
| 20527 |
bouillon |
broei:
breuj: vleesnat
breuj (L331p Swalmen)
|
Wat verstaat u onder: brui (groente, kool, vet of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (L331p Swalmen),
akkerland:
akǝrlanjtj (L331p Swalmen),
land:
lanjtj (L331p Swalmen),
veld:
fɛltj (L331p Swalmen),
vɛljtj (L331p Swalmen),
vɛ̄ljtj (L331p Swalmen),
veldgrond:
vɛltgronjtj (L331p Swalmen)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|