| 29314 |
vlas |
vlas:
vlās (L246a Swolgen)
|
Linum usitatissimum L. De vlasteelt heeft, waarschijnlijk wel ten onrechte vanwege het vroege verdwijnen ervan, weinig aandacht gekregen in de enquêtes in Limburg; wellicht werd het verbouwen van vlas als een exclusief Vlaamse aangelegenheid beschouwd. Maar het is in Limburg zeker niet onbekend. De vlasteelt komt zijdelings ter sprake in de vakterminologie van de touwslager, zie aflevering II.7. Men onderscheidt wel vezelvlas, speciaal geteeld voor het maken van garens, en het kortere en meer vertakte olievlas, geteeld voor de oliehoudende zaadbollen; zie de lemmaɛs Lijnzaad, Vlaszaad en volgende in de vorige paragraaf. Het vlas wordt uitgetrokken (geplukt), tot bussels gebonden en op hopen te drogen gezet. Daarna wordt het gerepeld: de zaadbollen worden van de stelen verwijderd en gebroken met een dorsvlegel; het kaf ervan wordt aan de beesten gevoederd. De stengels worden vervolgens in een sloot geroot, waardoor het lint loskomt van de houtdelen van de stengel. Daarna wordt het vlas gebraakt, gezwingeld of gehekeld, om de houtachtige delen los te maken en te verwijderen. Het zijn drie verschillende handelingen, met verschillende toestellen (braak, zwingel en hekel), maar hetzelfde doel. Een braak bestaat gewoonlijk uit tandrollen; een zwingel is een soort molen en een hekel een plank met rechtop staande pinnen. Het lint wordt gesponnen en geweven tot linnengoed. Het vezelhoudende afval, of hede, wordt soms gebruikt voor grof weefwerk zoals meelzakken, maar meestal om reten in houten boten te stoppen, om gasbuizen af te dichten, enz. [Wi 54; monogr.]
I-5
|
| 33287 |
vlas braken |
braken:
brākǝ (L246a Swolgen),
zwingen:
zweŋǝ (L246a Swolgen)
|
Het pletten van de vlasstelen, om de houtachtige delen te verwijderen. [monogr.; add. uit N 48, 16a]
I-5
|
| 33289 |
vlas hekelen |
hekelen:
hękǝlǝ (L246a Swolgen)
|
Vlas over de hekel halen.
I-5
|
| 33284 |
vlas repelen |
repen:
rīǝpǝ (L246a Swolgen)
|
Vlas ontdoen van de zaadbollen door het over een kam, repel, te halen.
I-5
|
| 33286 |
vlas roten |
roten:
rotǝ (L246a Swolgen)
|
De bast van vlas laten rotten door het in water te leggen.
I-5
|
| 33288 |
vlasbraak |
braak:
brāk (L246a Swolgen),
zwing:
zweŋ (L246a Swolgen)
|
Toestel om vlasstengels te pletten. De zwing is een langwerpige afgeronde plank met een handvat om de "scheven" (vergelijk het lemma Hede-, Vlas- of Hennepafval) van het vlas los te slaan. [monogr.; add. uit N 48, 16b]
I-5
|
| 24457 |
vleermuis |
vleermuis:
flèèrmōēs (L246a Swolgen)
|
vleermuis
III-4-2
|
| 21442 |
vleien |
flikflooien:
flikfloeeje (L246a Swolgen)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 22375 |
vlieger |
vlieger:
vlieger (L246a Swolgen)
|
vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 24505 |
vlierbes |
vlierkral:
vlīērkral (L246a Swolgen)
|
vlierbes
III-4-3
|