e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterput put: pøt (Swolgen, ... ) [RND 10] [SGV (1914)] I-7
waterring van de mijt ring: rīŋk (Swolgen) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
weduwe wedvrouw: wedvrouw (Swolgen), wètvrouw (Swolgen), wedwijf: wètwīēf (Swolgen) weduwe [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar wedkerel: wètkĕll (Swolgen), wedman: wedman (Swolgen), wètman (Swolgen) weduwnaar [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: stŏf (Swolgen) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weelde weeld: wĕlt (Swolgen) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde herfstweer: herfstweer  herfstwèèr (Swolgen) herfstweer III-4-4
weerlichten weerlichten: werlichte (Swolgen) bliksemen, weerlichten III-4-4
weerlichtx weerlicht: wĕrligt (Swolgen) bliksem [SGV (1914)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Swolgen) weer [SGV (1914)] III-4-4