| 34487 |
achterwerk van de kip |
hennenvot:
hɛnǝvot (L246a Swolgen)
|
I-12
|
| 17781 |
adem |
adem:
oajem (L246a Swolgen)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 17685 |
ademen |
ademen:
oajeme (L246a Swolgen)
|
ademen [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 17682 |
ader |
ader:
oar (L246a Swolgen),
oare (L246a Swolgen)
|
ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 19803 |
afdak |
afdak:
aafdak (L246a Swolgen),
schop:
sxoͅp (L246a Swolgen)
|
afdak [SGV (1914)] || afdak, open schuur
III-2-1
|
| 34247 |
afgeroomde melk |
fuge:
fȳs (L246a Swolgen),
ondermelk:
ø̄ndǝrmɛlk (L246a Swolgen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
| 24825 |
afgeschilde schors |
schaal:
schaal (L246a Swolgen)
|
afgeschilde bast ve boom
III-4-3
|
| 34326 |
afgetrokken zeug |
afgezuikte zeug:
afxǝzø̜ktǝ [zeug] (L246a Swolgen)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
| 20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkomst (L246a Swolgen)
|
afkomst [N 87 (1981)]
III-2-2
|
| 30239 |
afkorten |
hout korten:
hōlt kǫrtǝ (L246a Swolgen)
|
Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.]
II-12
|