e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

Gevonden: 2342
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauw laf: laf (Swolgen) flauw van smaak, niet zout III-2-3
flensje schaarkoekje: scharkŭŭkske (Swolgen) flensje [SGV (1914)] III-2-3
flets pips: pips (Swolgen) geepsch (kwipsch) [SGV (1914)] III-1-2
flikflooien flikflooien: flikfloeeje (Swolgen) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
fluim kliek: WNT: kliek (II), 3): Fluim. Verouderd. [!!]  klīēk (Swolgen) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluisteren lispen: zacht spreken  lispen (Swolgen), smiespelen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  smiespele (Swolgen) lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluweel, velours fluweel: flǝwiǝl (Swolgen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fopspeen lots: loets (Swolgen) fopspeen III-2-2
franje franjel: franjel (Swolgen), franjǝl (Swolgen) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fruit bewaren muiken: mŏikke (Swolgen), moͅi̯əkə (Swolgen), muəkə (Swolgen) halfrijpe appels en peren laten rijpen in een moeëk || meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3