29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (L246a Swolgen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
18256 |
handschoen |
want:
want (L246a Swolgen),
wante (L246a Swolgen)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)]
III-1-3
|
32872 |
handvatten |
knabben:
knabǝ (L246a Swolgen)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
hānt˃vēͅgər (L246a Swolgen)
|
handveger
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handvol:
haffel (L246a Swolgen),
hāmpel (L246a Swolgen)
|
handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
33147 |
handzeef |
zift:
zeft (L246a Swolgen)
|
De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.]
I-4
|
17811 |
hangen |
hangen:
hānge (L246a Swolgen)
|
hangen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19373 |
hangslot |
kluister:
klustər (L246a Swolgen)
|
hangslot
III-2-1
|
25147 |
hard waaien |
boezen:
bōēze (L246a Swolgen)
|
hard waaien, stormen
III-4-4
|
25027 |
hard, luid |
hard:
hard (L246a Swolgen)
|
luid [SGV (1914)]
III-4-4
|