e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluisteren fiespelen: fiespele (Tegelen), smiespelen: Van Dale: smiespelen, fluisteren, smoezelen.  smiespələ (Tegelen) fluisteren [DC 16 (1948)] || fluisterend praten III-3-1
fluiter taats: taats (Tegelen) fluiter III-4-1
fluitketel fluitketel: fluitkètel (Tegelen) waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
fokmerrie fokmeer: fǫkmē̜r (Tegelen) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
fopspeen fiep: fiep (Tegelen, ... ) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2
forsgebouwde koe staatse koe: štātsǝ ku (Tegelen), stukkige koe: stø̜kegǝ ku (Tegelen) [N 3A, 141a] I-11
fossielen knoken: knø̜̜̄̄k (Tegelen) De versteende resten in de kleilaag van een tropische fauna die in Limburg in het milde klimaat van een pre-glaciaal tijdvak (Günz-Mindel Interglaciaal) geleefd heeft. [monogr.] II-8
franciscaan bruine pater (lat.): broene paoter (Tegelen) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
freesmachine freesmachine: frē̜smǝšin (Tegelen) Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.] II-12
fris weer ozelig: oozəlig (Tegelen) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4