| 33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
kruǝ (L270p Tegelen),
plukken:
plø̜kǝ (L270p Tegelen)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|
| 33031 |
aftrekken, uitwinnen |
rollen:
rǫlǝ (L270p Tegelen)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
| 34002 |
aftuigen |
aftouwen:
āftǫu̯ǝ (L270p Tegelen),
aftuigen:
āftygǝ (L270p Tegelen)
|
Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b]
I-10
|
| 24848 |
afvallen van bladeren |
afvallen:
aafvalle (L270p Tegelen),
boom: de blaar vallen áaf bloemen: ruuzele (L270p Tegelen)
|
afvallen van bladeren [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
| 29593 |
afvalplaats |
kotengat:
kūtǝgāt (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
schrotplaats:
schrotplaats (L270p Tegelen)
|
De plaats waar het afval gestort wordt. Zie voor het eerste lid van het woordtype kotengat ook Schuermans (Algemeen Vlaamsch Idioticon), pag. 278 s.v. kooten, ø̄̄alleen in ɛt mv. gebr., puinen, afbraak van steengebouwen (N.-Limb.).ø̄̄' [N 49, 128d; monogr.] || De plaats waar mislukte en afgekeurde pannen worden gegooid. [monogr.]
II-8
|
| 19701 |
afwas |
(de) schotelen:
šotələ (L270p Tegelen),
nooit: opwas
šotələ (L270p Tegelen)
|
het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19429 |
afwasborstel |
afwasborstel:
aafwasborstel (L270p Tegelen)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19580 |
afwassen |
schotelen wassen:
šotələ wasə (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
aafwasbak (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
schotelbak:
sjöttelbak (L270p Tegelen),
schotelenbak:
schottelebak (L270p Tegelen),
sjóttelenbak (L270p Tegelen),
afwas gebeurt met de \"sjòtelplak\
sjòtelembak (L270p Tegelen),
spoelbak:
sjpeulbak (L270p Tegelen),
teil:
teil (L270p Tegelen),
wasbak:
wasbak (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
wasteil:
wasteil (L270p Tegelen)
|
afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19655 |
afwaswater |
schotelwater:
šotəlwātər (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen)
|
Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] || vuil afwaswater van keukengerei
III-2-1
|