e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halen en betalen afhalen: aafhaole (Tegelen), ontvangen: òntvange (Tegelen) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1
half- of stiefbroer halfbroer: halfbroor (Tegelen, ... ), stiefbroer: sjteefbroor (Tegelen) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: halfzöstər (Tegelen), stiefzuster: sjteefzöstər (Tegelen) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
half-cirkelvormig raam halfmaan: halǝfmǭn (Tegelen), spinnekop: špenǝkǫp (Tegelen) Een raam in de vorm van een halve cirkel met de rechte zijde aan de onderkant, meestal aan stallen. Het benoemingsmotief van de benamingen is meestal de vorm van de raampjes, soms zijn ze naar andere raampjes genoemd die dezelfde vorm hebben (van de oven of van - onbeglaasde - ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie o.a. het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). [N 4, 51; N 4A, 38a] I-6
halfbloed halfbloed: halfblōt (Tegelen), koe: [koe] (Tegelen) Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b] I-11
halfhemd borst: bors (Tegelen, ... ), bors(t) (Tegelen) halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
halfhoge knoopschoen? knoopschoen: knoupsjoon (Tegelen), knoupsjòon (Tegelen), knoupsjóon (Tegelen), laarsje: laerskes (Tegelen), léérskes (Tegelen) damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)] III-1-3
halfhoge pet met opstaand bovenstuk zijden muts: zieje muts (Tegelen) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het halfhoge model {afb} [lage zeje] [N 25 (1964)] III-1-3
halfmis halverwege: halverwege (Tegelen) Het moment waarop de mis op de helft is, wat de duur betreft [halfmis, hauvermès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
halfsteense muur halfsteense muur: halǝfštęjns [muur] (Tegelen) Muur ter dikte van de breedte van de gebruikte metselstenen. Zie ook afb. 34, 35, 36, 37. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37a; monogr.] II-9