| 25636 |
beschuitmes |
mes:
mes (L270p Tegelen),
mɛts (L270p Tegelen)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
| 20629 |
beschuitpap |
beschuitenmelksepap:
Syst. WBD
be’sjchuuteme’lksepap (L270p Tegelen),
beschuitenpap:
Syst. Veldeke
besjuutepap (L270p Tegelen),
Syst. WBD
besjuutepap (L270p Tegelen),
beschuitpap:
Syst. Veldeke
besjuutpap (L270p Tegelen),
luiewijverpap:
Syst. Veldeke
luiewieverpap (L270p Tegelen),
luiwijverpap:
Syst. WBD
luijwīēverpap (L270p Tegelen)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33166 |
besjes aan de aardappelplant |
krallen:
kralǝ (L270p Tegelen)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
| 21532 |
besteken |
besteken:
besjtaeke (L270p Tegelen),
besjtèke (L270p Tegelen)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] || Het schenken van cadeautjes of bloemen op iemands naamfeest of verjaardag.
III-3-2
|
| 23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
besjtelde mis (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 25105 |
bestendig weer |
bestendig (weer):
besjtendig waer (L270p Tegelen),
het blijft goed:
’t wéér blīēf goot (L270p Tegelen),
het weer staat vast:
’t waer sjteit vas (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
vast (weer):
vas waer (L270p Tegelen)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 21471 |
betalen |
afschuiven:
aafsjoeve (L270p Tegelen),
betalen:
betale (L270p Tegelen),
Opm. dit is hier een algemeen gebruikelijke term!
betalen (L270p Tegelen),
dokken:
dokke (L270p Tegelen),
over de brug komen:
euver de brögk kòmme (L270p Tegelen),
Opm. dit is hier een algemeen gebruikelijke term!
over de brug komen (L270p Tegelen)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 27448 |
beton |
beton:
bǝton (L270p Tegelen),
bǝtoŋ (L270p Tegelen)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
| 30046 |
beton storten |
beton storten:
[beton] štǫrtǝ (L270p Tegelen),
schudden:
šø̜dǝ (L270p Tegelen)
|
De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c]
II-9
|
| 30059 |
betonfundament |
taps fundament:
taps føndamɛnt (L270p Tegelen)
|
Taps toelopend fundament, vervaardigd van stampbeton. Deze betonsoort wordt laagsgewijs in een bekisting aangebracht en met een stamper verdicht. Zie ook afb. 25b. [N 31, 2b]
II-9
|