e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): patroeën (Tegelen) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: pous (Tegelen) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] III-3-3
pauselijke zegen zegen van de paus: zège van de paus (Tegelen) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
peer, soorten peer: paer (Tegelen, ... ) I-7
peetoom peter: paeter (Tegelen, ... ), paitər (Tegelen, ... ), pèter (Tegelen), peteroom: paitəroeəmə (Tegelen) de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante geul: gēūl (Tegelen), göl (Tegelen, ... ), ook wel gäoletant  gäol (Tegelen), geuletant: gôletant (Tegelen, ... ) de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
pekel pekel: pēkǝl (Tegelen) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip slachtkuip: šlaxkȳp (Tegelen), vleeskuip: vlęjskyp (Tegelen), vlęjskȳ.p (Tegelen) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis kleine jong: de kleine jōng (Tegelen), lul: lul (Tegelen), Grof.  lûl (Tegelen), penis: penis (Tegelen), pisje: Kinderlijk.  piske (Tegelen), pisknookje: pisknäökske (Tegelen), pisser: pisser (Tegelen) [N 10c (1961)] [N 10c (1995)] III-1-1
penitentie penitentie (<lat.): penetentie (Tegelen) Penitentie. [N 96D (1989)] III-3-3