| 25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dōršlǭn (L270p Tegelen),
droogwerken:
dryǝxwęrkǝ (L270p Tegelen),
platkloppen:
platklopǝ (L270p Tegelen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
| 23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewieroke (L270p Tegelen)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 25231 |
bewolking |
bewolking:
de bewolking (L270p Tegelen),
lucht:
de lóch (L270p Tegelen),
wolken:
de wolke (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 25107 |
bewolkte lucht |
blote hemel:
een blōte hemel, geen sterren, duistere hemel vol wolken (L270p Tegelen)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
| 18011 |
bewusteloos |
buiten westen:
boéte weste (L270p Tegelen)
|
Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
| 19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (L270p Tegelen),
straatbezem:
sjtraotbessem (L270p Tegelen)
|
bezem [RND] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19729 |
bezemsteel |
steel:
štēl (L270p Tegelen)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
| 25654 |
bezorgen |
bezorgen:
bǝzorgǝ (L270p Tegelen),
rondbrengen:
roŋkbrengǝ (L270p Tegelen)
|
Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr]
II-1
|
| 17996 |
bibberen |
bibberen:
bibbere (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
razelen:
raazele (L270p Tegelen),
razele (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
schuiveren:
sjuvere (L270p Tegelen)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
| 23200 |
bidden |
zich beden:
zich beeje (L270p Tegelen)
|
Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|