e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bewerken van het deeg op de werktafel doorslaan: dōršlǭn (Tegelen), droogwerken: dryǝxwęrkǝ (Tegelen), platkloppen: platklopǝ (Tegelen) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1
bewieroken bewieroken: bewieroke (Tegelen) Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bewolking bewolking: de bewolking (Tegelen), lucht: de lóch (Tegelen), wolken: de wolke (Tegelen, ... ) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bewolkte lucht blote hemel: een blōte hemel, geen sterren, duistere hemel vol wolken (Tegelen) Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)] III-4-4
bewusteloos buiten westen: boéte weste (Tegelen) Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] III-1-2
bezem bezem: beͅsəm (Tegelen), straatbezem: sjtraotbessem (Tegelen) bezem [RND] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
bezemsteel steel: štēl (Tegelen) bezemsteel [RND] III-2-1
bezorgen bezorgen: bǝzorgǝ (Tegelen), rondbrengen: roŋkbrengǝ (Tegelen) Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr] II-1
bibberen bibberen: bibbere (Tegelen, ... ), razelen: raazele (Tegelen), razele (Tegelen, ... ), schuiveren: sjuvere (Tegelen) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] III-1-2
bidden zich beden: zich beeje (Tegelen) Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3