e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pofbroek bloesboks: bloes-bôks (Tegelen, ... ), bloesbòks (Tegelen), Werd door jongens tot +/- 1910 gedragen.  bloesbôks (Tegelen), pofboks: poefbóks (Tegelen), poefbôks (Tegelen) plus-four-broek || plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] || pofbroek, vlak onder de knieën gebloesd III-1-3
poffen op de pof kopen: op de poef koupe (Tegelen), poffen: poeffe (Tegelen), Opm. korte oe.  poefe (Tegelen) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1
poffertje pannenkoek: Syst. WBD  pannekook (Tegelen), poffertje: Syst. Veldeke  pufferkes (Tegelen), Syst. WBD  poffertje (Tegelen) Poffertje [N 16 (1962)] III-2-3
poffertjespan eierpan: ęjǝrpan (Tegelen), pofferspan: pǫfǝrspan (Tegelen) Pan van aardewerk met twee oren en acht of vijf halfronde uithollingen. [N 49, 99; monogr.] II-8
pofmouw pofmouw: poef-moew (Tegelen, ... ), poefmoew (Tegelen), poefmouw (Tegelen) pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] III-1-3
pokken en difterie difterie: difterie (Tegelen), pokken: pokǝ (Tegelen) Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64] I-12
politieagent scheldarm: sjelderm (Tegelen) gendarme III-3-1
pollepel scheplepel: šøͅplēͅpəl (Tegelen), soeplepel: soep-laepel (Tegelen) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel III-2-1
polsmof polswarmer: pols-wèrmers (Tegelen, ... ), stuik: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtoek (Tegelen), sjtuuk (Tegelen), stuikje: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtükskes (Tegelen, ... ) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] || polswarmers III-1-3
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlšømǝl (Tegelen), geplekt: gǝplɛkt (Tegelen) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9