e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raar, vreemd aardig: aardig (Tegelen), gek: gek (Tegelen, ... ), raar: raar (Tegelen, ... ) ongewoon, zonderling, vreemd || raar [DC 02 (1932)] III-1-4
raat raat: rǭt (Tegelen) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raden raden: raoije (Tegelen, ... ), raoj:en (Tegelen), raoje (Tegelen, ... ) raden [N 07 (1961)] III-3-2
radijs radijsje: redies’ke (Tegelen) radijs I-7
radmaker radmaker: rātmē̜kǝr (Tegelen) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
rafel rafel: B.v. aan de jas.  reifel (Tegelen) rafel III-1-3
rafelen refelen: ręjfǝlǝ (Tegelen), uitrafelen: B.v. Miene jas begint aan de moewe óet te reifele. [´ : sleeptoon]  óetreifele (Tegelen) uit elkaar rafelen, uitrafelen || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
ragebol spinnenjager: sjpinnejäger (Tegelen, ... ), spinne-jaeger (Tegelen), Tegelen Wb.  sjpinnejaeger (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  sjpinnejaeger (Tegelen) bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rakelen rakelen: rǭkǝlǝ (Tegelen) De kolen in de oven los maken of uit de oven verwijderen met behulp van het rakelijzer. [N 98, 123; monogr.] II-8
rakelijzer duivelsbanner: dȳvǝls˱bɛndǝr (Tegelen), rakelijzer: rǭkǝlī̄zǝr (Tegelen, ... ), roosterstaaf: rȳstǝrstāf (Tegelen), rȳstǝrštāf (Tegelen) Een doorgaans ijzeren voorwerp waarmee de kolen in de oven los gemaakt of uit de oven verwijderd werden. Zie ook afb. 13. [N 98, 122; monogr.] || IJzer met gebogen uiteinde om het vuur op te rakelen en om de brandstof goed te verdelen. Zie ook afb. 13. [N 49, 66c; N 49, 82b] II-8